Ik rij van mijn huis naar de straat en stop voor het fietspad. „Ja, fietsertje, ik zag je wel. Hoef je niet zo te kijken.” Als ik de weg opdraai, blaast de wind net een grote wolk voor de zon weg. Een merkwaardig, helder januarilicht tovert belegen troosteloosheid om tot maagdelijke hoop. Ik hoorde vanmorgen ook al een vogel. Zowel de vogel als ik dachten aan het voorjaar. Maar dat is nog ver weg. Aan de andere kant: het is alweer eind januari. Gewoon doordoen.
Bij de brug moet ik even wachten voor het rode verkeerslicht. Er komt een auto van de andere kant. Duits nummerbord. Hij steekt mij de hand op. Ik steek ook snel de hand op. Geen idee wie het was. Je hebt mensen die herkennen mensen aan hun auto. Ik niet. Er zijn wel meer mensen die met een Duits nummerbord rijden. Die komen wel van hier, maar wonen dan in Duitsland. Lijkt mij ook mooi. In Duitsland wonen. Ik ken wel een paar plekken waar ik makkelijk zou kunnen wonen. Mooi in het groen. Bij de rivier.
Het is groen. Ik rij verder. Ze zijn bezig om de kerstverlichting weer uit de jonge boompjes te halen. Goed dat ze die verlichting erin gehangen hadden. Dat stond hartstikke mooi. Heel gezellig. Dat vond iedereen. Je zag het ook in andere dorpen. Dat belooft wat voor volgend jaar. Want dit moet natuurlijk steeds mooier. Steeds meer. Zoals alles. Volgend jaar Kerstmis. Dat wordt wat!
Er loopt een man langs de straat. Diep in gedachten. Dat zie je zo. Hij denkt vast aan de toekomst. Hij verlangt vast ook naar hoe het was en hoe het hierna wordt. Zoals iedereen.
Ik verlang de laatste tijd vaak naar die ene vallei. Zo groot. Zo leeg. Zulke enorme afmetingen. Dat gevoel toen ik daar voor het eerst in mijn eentje met de auto reed… Ik weet nog dat het net zo voelde als voor het eerst in het diepe bad met zwemles. Dat je even naar adem hapte. Maar ook de kick van dat je daar gewoon echt bent. Ik verlang er enorm naar om daar weer te zijn. En dat geeft niks. Dat is juist goed. Het helpt mij door deze tijd te komen. Je moet jezelf een wortel voorhouden.
Stamppot wortels eerder thuis. Buiten koud. Binnen warm, met z’n vieren rond de tafel. Een dampende pan stamppot wortels en een koekenpan met een gebakken verse worst tussen ons in. Warm eten.
Als ik weer thuis ben, doe ik de gordijnen dicht. Morgen weer een dag.
Dagblad van het Noorden, 23 januari 2021