Ben maar even bij ‘m langsgegaan. Hij ziet niemand verder. Hij was altijd al bang om iets op te lopen. Hij was altijd al vies van andere mensen. Sowieso kom je niet binnen bij hem. Ik klop op de deur en loop dan om het huis naar achteren. Dan gaan we een poosje in zijn schuur staan te praten. Altijd wel even gezellig. Het is ook niet dat hij een hele nare man is of zo. Dat denken mensen. Hij zegt niet veel, nee. Maar als je hem een beetje kent, is het gewoon een normale kerel.
Ach, wat is normaal? Ik ken ze wel veel gekker. En die worden juist gezien als heel normaal.
Maar goed. We stonden in zijn schuurtje even te praten dus. Ik stelde voor dat ik wel voor ‘m naar de winkel wilde gaan de komende tijden. Ik ging er namelijk vanuit dat hij dat nu helemaal niet meer durfde met z’n smetvrees. Maar dat was dus juist heel anders. Hij vertelde dat hij nu eindelijk zonder nagekeken te worden mét mondkapje naar de winkel kon gaan. Dus hij redde zich wel. Bovendien had hij niet veel nodig. Hij had voor maanden eten in huis. En een doos Beerenburg. Drinkt hij trouwens met Fanta. Slootwater noemt hij het.
Ik kwam een keer bij hem en hij keek me toch slecht uit… Ik vroeg hem wat hij mankeerde. Hij zei toen dat hij koppie onder in de sloot gelegen had. Te veel slootwater. Dat was vlak na z’n vrouw bij hem wegging. Die was terug naar Zaandam gegaan. Daar had hij haar ontmoet. Hij kwam oorspronkelijk uit Coevorden, maar kwam ooit voor z’n werk in Alkmaar terecht. Hij had daar een hele goeie baan. Later kon hij dat bedrijf overnemen van z’n baas. Hij bouwde het bedrijf uit. Veel geld verdiend. Dik huis. Geen kinderen. Veel vrienden. Bootje in een jachthaven. Dat werk. Maar zij wilde opeens per se naar het platteland. Dus alles verkocht. Huis. Bedrijf. Alles. Mooi huis hier in de buurt gekocht. Moestuin. Schaapjes. Alles erop en eraan. Na dik drie jaar was zij er klaar mee. Ze ging terug naar Zaandam. Later bleek dat ze al een jaar met een ander ging. Hij ging vanuit z’n mooie huis hier op de vlakte ‘iets online’ doen. Hij raakte steeds meer op zichzelf.
Hoe ik hem ken? Hij had een bordje in de tuin staat met daarop: Jonge Konijnen. Zo ben ik met ‘m aan de praat gekomen. Ik wilde wel een keer een paar konijnen. We konden goed met elkaar door een deur. Alhoewel ik dus nog nooit door zijn deur gekomen ben. Maar hij wel bij mij. Hij pakt al jaren bij een ander deurklinken met een zakdoek beet. Ik heb hem wel gevraagd of hij ooit heel ziek geweest was. Maar dat was niet zo. Hij had nooit wat gehad. En dat kwam omdat hij nooit een deurklink met zijn blote handen vastpakte.
Ik was maar even bij hem langsgegaan dus. Maar ik hoefde mij niet druk te maken. Hij leefde altijd al in quarantaine, zei hij lachend. Hij vond het mooi dat ik even geweest was en ging weer naar binnen.
Dagblad van het Noorden, 17 oktober 2020