Hoe het kan weet ik niet precies. Maar opeens had ik hem weer helemaal duidelijk voor mijn geestesoog, al was het nog wel even poeren naar zijn achternaam. Zijn voornaam was in ieder geval Clement.
Hij kwam rond de kerst bij ons in de klas. De tweede klas van de middelbare school. Zijn vader was de nieuwe directeur van een groot bedrijf in Emmen geworden.
Ze hadden overal al gewoond en waren nu dus in Emmen neergestreken. Iedereen in onze klas was anders. Maar deze Clement was nog weer anders dan wij. Als hij sprak, klonk hij bijvoorbeeld net zoals de mensen op de televisie. Hij had ook dat soort kleren aan. En elke dag andere kleren ook. Hij had z’n haar ook anders dan wij. En hij had een nieuwe fiets.
Hij had het vaak over de zomervakanties waarbij ze met hun hele gezin naar Amerika vlogen. Daar hadden ze ook gewoond. En zo gauw als hij kon, zou hij Emmen verlaten en later misschien wel naar Amerika gaan. Dat vonden de meisjes heel leuk om te horen.
Wij, de jongens, vonden dat stom. Wij vonden dat als je het hier te min vond, dat je dan meteen op moest rotten. Maar dat zeiden we niet. Want dat is ook wel een beetje hard om te zeggen tegen een nieuwkomer. Die moet nog even wennen. En dan zou hij het juist wel fantastisch gaan vinden hier.
Tijdens het paasvoetbaltoernooi zat ik met hem op een bankje naast het voetbalveld. Ik had veel te grote voetbalschoenen aan. Had een paar geleend van een oom die scheidsrechter was. Ik liep er niet best op dus was daarom volgens mij even op de bank gezet.
Deze Clement zat in een volledig op elkaar afgestemd sporttenue naast me te wachten tot hij weer het veld in mocht. Hij vertelde over zijn oom die in het bestuur van Ajax zat en Johan Cruijff kende van vroeger.
Clement vertelde dat hij met z’n ouders en z’n zusje tijdens de paasvakantie naar hun huis in Frankrijk gingen. Daar was het altijd mooi weer. Ik vertelde in de motregen op een bankje naast een voetbalveld in Barger-Oosterveld dat wij naar het paasvuur zouden gaan met Pasen. En dat we veel eieren gingen eten. En paasstol met roomboter. Hij stond op en trok een sprintje langs de lijn terwijl hij zijn trainingsjasje uittrok.
Nu weet ik het weer. Van der Kleij. Dat was z’n achternaam. Na de paasvakantie zat hij nog een paar weken bij ons in de klas. Tot hij op een dag zijn vinger opstak en vroeg of hij voor de klas mocht komen staan om een mededeling te doen.
Voor het bord vertelde hij, volkomen op zijn gemak, dat hij ons weer ging verlaten. Ze gingen naar Indonesië. Zijn vader werd daar directeur van een grote fabriek.
Een meisje moest huilen.
Hij verdween uit de klas. En helemaal uit mijn hoofd blijkbaar. Hoe het kan weet ik niet precies, misschien was het het weer, maar ik moest gisteren opeens, voor het eerst in al die jaren aan hem denken.
Dagblad van het Noorden, 6 april 2019