Je weet de hele dag al dat het gaat komen. En het is logisch, want het gebeurt altijd na een mooie, warme dag.
Maar je wilt er nog niet aan denken. Helemaal niet als de dag net begonnen is. Dan zie je alleen maar de diepblauwe lucht en de opkomende zon, die het mooiste groen laat glanzen in de velden en aan de bomen. Dan zingen de vogels melodietjes waar Beethoven van dacht: die moet ik even noteren.
Grote libellen scheren over het inktzwarte water. De slootkanten zijn mooier dan de mooiste bloemstukken van de beste bloemisten. De ochtend is nog fris, maar de zonnestralen voelen al heerlijk warm. De mensen zijn vrolijk en de kinderen zingen samen eeuwenoude kinderliedjes.
Tegen de middag staan er in een bloemenweide, langs een riviertje, lange tafels met hagelwitte tafelkleden te wachten op genodigden. Twee uur lang wordt er aan die tafels gegeten, gedronken en gezongen. Er verschijnt een grote wolk aan de horizon. Het wordt nog steeds warmer. Mensen gaan in de schaduw van dikke bomen zitten. Even de ogen dicht misschien. Even genieten van de fijnste zomerdag van het jaar. De natuur is op z’n mooist nu. Je moet ervan genieten nu. Bijna zonde om even een uiltje te knappen. Voor je het weet is het afgelopen met dit mooie weer.
Een optimist zegt dat het nog uren duurt voor het onweer begint. Misschien komt het morgen pas.
En zo rolt de middag voorbij. Er wordt gefietst en gepraat over vroeger. Men verheugt zich op de avond.
Er worden voorbereidingen getroffen voor het avondmaal. Hout zoeken voor het vuur. Vlees wordt gezouten. Salades van de fijnste zomergroentes worden gemaakt en iemand haalt brood bij de bakker naast de molen. Men zegt tegen elkaar dat het toch eigenlijk elke dag zo zou moeten zijn.
De zon begint al een beetje te zakken. Tegenover de zon staan wel wat wolken boven de horizon. Maar die zijn er nog lang niet. Het gerommel in de verte is ook bijna niet te horen boven het gelach en gezang van de mensen die het leven vieren met elkaar.
Er worden goeie grappen verteld en men slaat elkaar op de schouders.
Opeens komt er dan toch een wolk voor de zon. Het is broeierig warm. Er wordt gezegd dat het wel overtrekt of dat het onweer er nog lang niet is. Eerst zien, dan geloven.
Dan begint het te waaien. Stof en bladeren vliegen voorbij. Het wordt donker. Een soort groen in de lucht. Een paar dikke druppels. Mensen grijpen hun spullen bij elkaar en gaan ervandoor.
Opeens een felle flits en dan een scheurende knal die de aarde lijkt te splijten. Nog meer flitsen. Nog meer knallen. En dan de regen. Eerst hard. Dan nog harder.
Je denkt dat het niet harder kan. Maar dat kan wél. Boomtoppen zwiepen niet, ze blijven scheef staan op de harde wind. Er breken takken. Het wordt nog donkerder.
Na een half uur is de regen opeens afgelopen.
De wind gaat liggen.
Het rommelt in de verte.
Het is donker.
Dagblad van het Noorden, 22 juni 2019