Op kerstavond, ergens in de jaren zestig, rijdt een jong gezin in een Volkswagen Kever over een lange verlaten weg, ergens in Zuidoost-Drenthe. Waar ze vandaan komen of waar ze naar onderweg zijn, vertelt het verhaal niet. Er is de hele dag al flink wat gevallen, maar nu begint het nog harder te sneeuwen en te waaien.
De man mindert vaart. De vrouw kijkt bezorgd naar de achterbank waarop hun kinderen van zes en acht liggen te slapen. De auto slipt af en toe als ze door de steeds hogere sneeuwduintjes ploegen.
Dan staan ze plotseling stil. Ze zitten muurvast in een sneeuwbult. De vrouw moet achter het stuur. De man stapt de sneeuwstorm in en probeert de auto vooruit te drukken. Helpt niks. Terug in de auto is het even stil. De motor is afgeslagen en het wordt snel kouder. „We moeten lopen!”, roept de man. Ze stappen uit, nemen de kinderen op de arm en verdwijnen in het donker. De sneeuw striemt langs hun gezichten. Ze weten niet eens waar ze lopen. Opeens horen ze belletjes en zien ze twee lichtjes. Ze wrijven zich in de ogen en zien dan twee paarden die een grote arrenslee trekken. Zo’n slee met van die grote stalen krullen aan de voorkant waar lantaarns aan hangen. Op de slee zit een schimmige man die schreeuwt dat ze snel aan boord moeten komen. En daar gaan ze, rillend van de kou, dwars door de geselende sneeuwstorm. De man op de bok beantwoordt geen vragen, maar zingt voortdurend uit volle borst: „Leise rieselt der Schnee, tjadietjadadietdaaaaa, Freue Dich, Christkind kommt bald!”
Na twintig minuten staan ze stil bij een hotel-café langs een kanaal. „Gao hier mar an, en zeg ze mar dat Aornd Stikke joe bracht hef.” Ze stappen van de slee en willen bedanken. Maar de de slee is al verdwenen. In het café vertellen ze dat Aornd Stikke ze heeft gebracht. De kastelein trekt wit weg, laat het kippenvel op zijn armen zien en vertelt dat Aornd Stikke honderd jaar geleden met vrouw en kinderen onderweg was naar de nachtmis door de sneeuw. Aornd Stikke nam de kortste weg, over de bevroren veenplas. In het midden van die plas is hij met slee, paarden en gezin en al door het ijs gezakt. Allemaal verdronken. En sinds die nacht, als er een sneeuwstorm is, rijdt de geest van Aornd Stikke, op zijn slee, hele nachten rond om te redden wat er te redden valt.
Dagblad van het Noorden, 23 december 2017