In mijn bijdrage van vorige week sprak iemand Drents. Zuidoost-Drents, welteverstaan. Ik kreeg daar vragen over. Waarom ik ‘eben’ schreef en niet ‘eem’.
Toen ik vijfentwintig jaar geleden begon met schrijven in de streektaal, deed ik ook ‘eem’. En zelfs ‘loop’m’ en zo. Maar dat lijkt niet mooi. Al vrij snel kwam ik erachter dat er een officiële spelling is voor het Drents. Er is door een grote groep deskundigen jaren aan gewerkt maar ik wil graag dialectoloog en taalkundige Dr. Geert Hendrik Kocks genoemd hebben. Hij heeft zijn leven gewijd aan de streektaal en zo onder meer het onvolprezen Woordenboek der Drentse Dialecten samengesteld. Mooiste aan dat woordenboek is dat er voorbeeldzinnen uit heel Drenthe in voor komen. Hier zeggen ze het zo. Een dorp verderop weer net iets anders. Maar de spelling, daar werd het pas echt interessant. Ze hebben afgesproken om niet al die komma’s te gebruiken, zoals bij ‘loop’m’. Om serieus genomen te worden als taal, moet je serieus spellen. De Duitsers zeggen ‘haab’m’ maar schrijven ‘haben’. Dat karakteristieke ‘inslikken’ van de ’n’, dat is alleen de uitspraak. Om een volwassen taal te zijn, moeten we volwassen spellen. Verder spraken ze af om kwa spelling zo dicht mogelijk bij het Nederlands te blijven. Maar daar heb ik mij de vrijheid genomen om het toch ietsje anders te doen. Kijk maar naar iemands mond als ‘ie ‘even, geven of leven’ in bijvoorbeeld het Klazienaveens zegt. Je ziet die ‘b’. en daarna een ‘m’. Ik denk dat het met die ‘b’ meer in de buurt komt. Letterlijk. Ziet er nog mooi uit ook. Met een goeie spelling is het gewoon een zelfstandige taal. Geen brabbeltaaltje waar op neergekeken kan worden. Het is een eeuwenoude taal. Nedersaksisch. Wel een stervende taal, heb ik soms het idee. Gisteren was ik in de winkel in Klazienaveen. Daar hoor je vaak nog mooi authentiek Zuidoost-Drents. Zelfs door kinderen. Er zat een jongetje in zo’n winkelwagentje dat ook een race-autootje is. Hij riep maar tegen zijn duwende moeder: „Ik vloog de bocht uut, ik vloog de bocht uut!” De moeder verbeterde hem. „De bocht UIT. UIT.” Ze had haar kind misschien beter kunnen verbeteren door te zeggen: „Ik VLEUG de bochte uut, niet vloog.” Maar ja, toe maar.
(Dagblad van het Noorden, 3 december 2016)