Zie ze staan in de stad. Tegenover elkaar. Af en toe een kus. Rode wangen. Een jongen en een meisje. Erg verliefd op elkaar. Denk dat ze zo rond de 17 zijn. Ze plagen elkaar een beetje en daarna weer even een liefdevolle omhelzing.
Ik zit ergens binnen aan de koffie. Lege tafeltjes. Kleine bar. Een grote klok aan de wand. Bijna twintig over twee. Tien voor half drie. Eerder zeiden we toch altijd ‘twintig over’? En niet ‘tien voor half’? Was dat een streekgebonden ding? Of mode. Even opzoeken. Ik pak mijn telefoon. Eerst even de appjes lezen die ondertussen binnengekomen zijn. Paar grapjes en lollige plaatjes in kameraden-appgroep. Een vriend wil graag wat afspreken. Iemand anders stuurt een link naar een bericht over neanderthaler-genen. Ik app iets flauws terug en stop mijn telefoon weer in mijn tas. Ik kijk weer naar buiten.
Het jonge stelletje staat er nog. Zij kijken ook even op hun telefoon. Iedereen kijkt vaak even op de telefoon. Er zijn mensen die vinden dat we zo als mensen uit elkaar gedreven worden. Ik vind juist dat we als mensen dichter bij elkaar gekomen zijn. Even een berichtje van een nicht uit Canada die vraagt hoe het hier gaat en of we weer in lockdown moeten. Even op Twitter lezen hoe iemand die ik ooit ontmoet heb in Jakarta de dag doorgekomen is. Hoe is het in Amerika? Hoe is het in Amsterdam?
Dichter bij elkaar betekent niet dat we nader tot elkaar zijn gekomen. We zijn het steeds meer oneens met elkaar. Laat ik het zo zeggen: groepen mensen komen steeds meer tegenover elkaar te staan. Die ontwikkeling zien we al jaren eigenlijk.
Ik kijk weer naar de klok. De tijd gaat hard. De wereld is zo anders opeens. De meeste dingen wen je snel aan. Mondkapjes ook. Ik vind het prima. Al zou het alleen zijn voor het signaal om ons eraan te herinneren dat er iets loos is. Want er is wel iets loos. We zijn er nog lang niet.
Buiten heeft het stelletje iets anders aan het hoofd. Ze staan te zoenen. Ik kijk snel weer de andere kant op. Wat kun je verliefd zijn dan. Zo verliefd dat je de wereld zoals hij was vergeet. Je vrienden worden boos omdat ze je haast niet meer zien sinds je met haar bent. Er is nog maar een ding belangrijk, en dat is zij. Bij mij bleef en blijft, hoe dan ook, de muziek altijd nummer 1 trouwens. Daar kan niet iedereen even goed tegen, zal ik maar zeggen. Maar goed, zo heeft iedereen wel wat.
Het stelletje buiten doet opeens mondkapjes voor. De bus komt eraan. Ze stappen in en ik zie ze naar de achterste bank huppelen. Daar gaan ze, aan het raam, tegen elkaar aan zitten. De bus rijdt weg. Waarheen? Geen idee.
Ik reken af en stap aan het eind van een oude gang de deur uit, het begin van een nieuwe herfst in.
Dagblad van het Noorden, 3 oktober 2020