Ik zie een vlindertje! Ik zie een vlindertje! Zo’n geelachtige. Wauw. De eerste echte lentedag. Ik rij even wat rond in de buurt. De sloten zijn vol. Het gras is groen. Er rijdt een dierenambulance voor me. Dan gaat het goed, op zich. Er zijn genoeg plekken in de wereld waar niet eens ambulances voor mensen zijn.
De lucht is blauw. Een boerderij krijgt nieuw riet op het dak. Ik zie kalfjes in een weilandje. Even verderop lammetjes. Lente!
Zie een oude man in een scootmobiel aan de straat staan. Hij lijkt mij wel in de negentig. Je ziet ‘m genieten van de zon. Wat zal zo’n man denken? Dat het maar zo de laatste keer kan zijn dat hij de lente meemaakt?
Even verderop zie ik de bus stoppen. Een jongen stapt uit. Grote tas bij zich. Hij ziet er hip uit. Baardje. Knotje op het hoofd. Hij studeert vast in een grote stad. Hij fluit. Blij dat hij even thuis is, denk ik.
Mensen maaien hun gras. Ik zie iemand z’n tuinhek schilderen. Een roodharige vrouw loopt met een kleuter aan de hand door een tuin en wijst naar krokussen. Het is net een film. En de vogels zorgen voor de filmmuziek. Ik hoor ze door het dakraampje van mijn auto. Die vogels zullen ook wel blij zijn. Kunnen vogels blij zijn?
Wat het extra fijn maakt vandaag: er staat bijna geen wind. Ik zie zelfs iemand in de bloes buiten zitten met een kopje koffie. Hij heeft gelijk! We moeten genieten! En niks staat ons in de weg. Alles is prachtig en het wordt nog veel mooier. Alles gaat goed en het wordt nog veel beter. Geen vuiltje aan de lucht. Op zich. Achter de horizon zie ik een grote, witte, verticale wolk. Dat is de stoomwolk van de kerncentrale van Lingen, in Duitsland. Kun je altijd goed zien als er geen wind is. Dat is op zich behoorlijk dichtbij. Je moet er niet aan denken. Dat zal ik dan maar meteen niet doen. Anders doe ik precies wat ‘ze’ willen. En het is veel te mooi weer om je zorgen te maken over islamitische terreur. Op zich. Hé ik zie nóg een vlindertje! Schitterend!
(Dagblad van het Noorden, 2 april 2016)