Elke zaterdagmorgen fietste ik naar mijn neef die een dorp verderop woonde. We waren even oud. Vijftien. Ik had net een half jaar een gitaar. Bij hem thuis stonden er twee. Een oude akoestische en een rammelige elektrische. Die mochten wij wel gebruiken. En zo zaten mijn neef en ik uren tegenover elkaar gitaar te spelen. We leerden snel. We draaiden elpees van de Stones. Probeerden uit te zoeken hoe die nummers gespeeld moesten worden. We keken de videoband van een liveshow van de Stones uit 1981. We waren er helemaal wild van. We wilden een band beginnen. Mijn neef wilde wel drummen in plaats van gitaar spelen. Zijn vader, mijn oom, was zo goed om een eenvoudig, opgelapt drumstelletje aan te schaffen. Hij had ook nog wel een oud veld-versterkertje staan. Die was ooit gebruikt bij een voetbalveld om dingen om te kunnen roepen. Deze oom gaf elektronica op de MTS, dus hij bouwde met gemak het versterkertje om tot een gitaarversterker. Als het volume over de helft stond, gaf het al vanzelf die rauwe, overstuurde gitaarsound die we zochten. Er zaten twee ingangen op, dus er kon ook een microfoon aangesloten worden. We legden ons zakgeld bij elkaar, kregen er nog een paar centen bij van mijn oom en konden toen de allergoedkoopste microfoon kopen die verkrijgbaar was in het elektronicazaakje, een eindje verderop. Het was een rode microfoon van plastic. We bevestigden het ding met plakband aan een bezemsteel die rechtop in een emmer met twee betonklinkers stond. We verhuisden het drumstel, de versterker, de microfoon en de gitaar naar het zoldertje van hun schuur en begonnen te spelen. Urenlang. Onze tweepersoonsband werd elke week beter. We speelden met de ogen dicht en voelden de magie. We dachten niet meer aan school. Dachten niet meer aan ouders. Dachten niet aan meisjes. We wilden alleen maar spelen en nog eens spelen. En als we even niet speelden, dronken we koffie en aten we pennywafels aan de keukentafel bij mijn tante. Dan hadden we het over muziek. We hadden het nergens anders meer over. Als we weer snel verder gingen met spelen, was de kick nog weer groter. Het begon echt ergens op te lijken. Als ik na zo’n zaterdag verwilderd thuiskwam en ze vroegen wat we dan de hele dag gedaan hadden, zei ik dat ze dat toch niet zouden begrijpen. Niemand begreep ons. Alleen wij tweeën.
Dagblad van het Noorden, 26 juli 2025